Een complete en nieuwe editie van het Diarium van Aernout van Buchell (1565-1641) is gepubliceerd in het Research Data Management platform Yoda van de Universiteit Utrecht.

Het Diarium is een soort dagboek en notitieboek, rond 1599  in het net overgeschreven door Van Buchell (Buchelius) zelf. Waarschijnlijk wilde hij het publiceren, maar dat kwam er nooit van. Het begint met een beschrijving van de stad Utrecht en vervolgt met een relaas over Buchelius’ eigen leven en de gebeurtenissen van zijn tijd, de periode van de Tachtigjarige Oorlog. Het grootste gedeelte beslaat de jaren 1584 tot en met 1588, toen Buchelius in Douai rechten studeerde, Parijs bezocht en via Duitsland een reis naar Italië ondernam. Zijn observaties vormen een belangrijke historische bron, waar al veel onderzoekers uit geput hebben.

Het Diarium is in het verleden door verschillende historici in stukken, onvolledig en onzorgvuldig uitgebracht. Beide delen van het Diarium zijn nu getranscribeerd door Kees Smit, in een editie van in  totaal 1032 pagina’s en voorzien van een inleiding, indices en ruim 2400 voetnoten. Hiermee is het moeilijk te lezen handschrift, grotendeels in het Latijn geschreven, voor het eerst in zijn geheel als historische bron ontsloten. Meer informatie over het Diarium kunt u lezen in het artikel ‘Oude dagboeken vernieuwd’ van Bart Jaski. Hierin bevindt zich ook een link naar het gedigitaliseerde handschrift.

Afbeelding van de Engelenburcht van rond 1490 (II, 30v)

Onlangs is een deel van Gens Schotana verschenen over diverse aspecten van de jurist en wiskundige prof. Bernardus Schotanus (1598-1652), hoogleraar te Franeker, Utrecht en Leiden. Het bevat onder meer een hoofdstuk met brieven en albuminscripties van Schotanus. Lees hier een recensie door Dirk van Miert.

Jan Hengstmengel, Jos Babeliowsky, C.L. Heesakkers (†) en H.J.H. Mooren (†) (red.), Gens Schotana IV.20 (2020). Het boek is te bestellen via de Schotanus-Stichting: https://www.schotanus-stichting.com/pages/webshop.html.

Meilicha dôra: Poems and Prose in Greek from Renaissance and Early Modern Europe, ed. Mika Kajava, Tua Korhonen en Jamie Veterinen (Helsinki: Soiceta Scientiarum Fennica/The Finnish Society of Sciences and Letters, 2020), 356 pp. € 30.

Als Neolatinisten hebben we af en toe te maken met Neo-Grieks. Zo schreven Heinsius en Scaliger in Leiden heel verdienstelijke of zelfs echt goede Griekse gedichten (niet besproken in het hier aangekondigde boek). Ze haalden het niet bij de Tübinger hoogleraar Martin Crusius, die in de zestiende eeuw duizenden preken in het Grieks schreef. Of beter gezegd: hij vertaalde de preken die hij in de kerk hoorde – elke zondag drie! – in het Grieks om zich beter te kunnen concentreren. Anderen schreven Grieks voor didactische doeleinden, of om de studie van het Grieks te bevorderen. Of gewoon om te laten zien dat ze het konden. Aan deze bundel droeg lid van het Neolatinistenverband Pieta van Beek bij met een artikel over Griekse lofprijzingen ter ere van Anna Maria van Schurman, in de bundel ondergebracht bij de sectie: ‘Greek Poems from the “Edges” of Europe: Prague and Utrecht’. En dat terwijl tegenwoordig steeds meer de mening postvat, dat de Nederlanden (en Praag) zich weliswaar geografisch aan de ‘randen’ van de Respublica literaria bevinden, maar er een belangrijke en misschien wel centrale rol in speelden. Van Beek behandelt een Grieks lofdicht van de burgemeester van Franeker Wilhelmus Staackmans, een brief van de rector van de Delftse Latijnse school Jacobus Crusius, twee lovende regels van de arts Johan van Beverwijck, een lofdicht van de Utrechtse rector scholae Antonius Aemilius, en een lofdicht van de Utrechtse hoogleraar theologie Gisbertus Voetius. Eens te meer blijkt dat ook tijdgenoten Van Schurman een uitzonderlijke vrouw vonden.

JB

Onlangs is verschenen Christopher Joby, The Dutch Language in Japan (1600-1900): A Cultural and Sociolinguistic Study of Dutch as a Contact Language in Tokugawa and Meiji Japan (Leiden: Brill, 2020).

De Japanners importeerden veel Nederlandse boeken en kaarten die uit het Latijn waren vertaald en die nog veel Latijn bevatten. Daarom moesten de Japanse vertalers wat Latijn kunnen lezen. Hoewel de focus van het boek het Nederlands is, beschrijft het ook hoe de Japanners omgingen met het Latijn, hoe ze kennis van het Latijn verwierven en welke Latijnse woordenboeken ze gebruikten.

Voor meer informatie zie: https://brill.com/view/title/58350.

Dirk Imhof, Christophe Plantin’s Correspondence: Perspectives on Life and Work as a Publisher in 16th Century Europe (Gent: Academia Press, 2020).

This year the Plantin Moretus Museum of Antwerp is celebrating the 500th anniversary of the birth of the internationally renowned Antwerp publisher and printer Christophe Plantin. What better way to commemorate this important year than republish and examine a selection of his letters and thereby hear directly from Plantin himself.

Of the 1,500 preserved letters, we selected 50 that illustrate various aspects of Plantin’s work and life. They are remarkable, as they provide personal testimony of someone contending with the numerous challenges of managing a business and family concerns in the turbulent end of the sixteenth century in Antwerp. In particular, they reveal how Plantin was continually seeking out means to ensure the survival of his firm, in addition to shedding light on political events in the Low Countries and daily life of the 16th century. For, Plantin also wrote to his friends and to his daughters about his opinions concerning life and religion.

In the new publication Christophe Plantin’s Correspondence. Perspectives on Life and Work as a Publisher in 16th Century Europe, this selection of letters has been translated into modern English and each is accompanied by commentary to clarify the context. The book can be ordered for 40 euros via the museum or the webshop of Academia Press: https://www.lannoopublishers.com/en/christophe-plantins-correspondence?id=745566465.

Piter van Tuinen, Salus iuventutis suprema Lex: Het Welvaren der Jeugd de hoogste Wet: De Friese Latijnse scholen 1588-1699 (Harlingen: Piter van Tuinen, 2020). 330 pp. € 35,-

Onlangs is dit overzichtswerk van de Latijnse scholen in Friesland verschenen van de hand van Piter van Tuinen. In dit werkelijk prachtig in eigen beheer uitgegeven werk geeft Van Tuinen eerst een studie naar de twaalf Friese Latijnse scholen in het algemeen, de stadscultuur, het bestuur van de scholen, het personeel en hun omvang. Vervolgens komen de doelstellingen van het onderwijs aan de orde aan de hand van de opvattingen van Joannes Fungerus, Edo Neuhusius, Reinerus Neuhusius en Johannes Hilarides (met als thema’s achtereenvolgens imitatio, vocatio, eloquentia en translatio). In het volgende Caput komen de inhoud, methode en regelgeving van het onderwijs ter sprake. In Caput IV worden de afzonderlijke scholen besproken en in Caput V de verschillende rectoren en conrectoren. In hoofdstuk 6 worden primaire bronnen gegeven – de Latijnse in vertaling. Het boek geeft veel informatie over de Latijnse scholen in Friesland, maar stijgt daar vaak bovenuit: de informatie draagt bij aan onze kennis van de Latijnse scholen en hun onderwijs in het algemeen. Een kort signalement als dit doet uiteraard geen recht aan de rijkdom van dit prachtige boek, dat te bestellen is door een mail te sturen aan p.van.tuinen@hetnet.nl.

JB

De 20-delige reeks De correspondentie van Desiderius Erasmus, verschenen bij uitgeverij Ad. Donker, is onlangs gecomplementeerd met een registerdeel. Het is samengesteld door István Bejczy en bestaat uit een register van correspondenten en een register van persoonsnamen.

De complete reeks is online te raadplegen in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.

De voltooiing van de reeks heeft veel media-aandacht gegenereerd. In het bijzonder wil ik de volgende noemen:

Er verscheen een uitgebreid artikel in NRC Handelsblad van 22 oktober.

Daarnaast heeft Jos Exler, de weduwe van uitgever Willem Donker die de uitgave van de correspondentie heeft voortgezet, de complete reeks ten paleize aangeboden aan Koning Willem-Alexander. U vindt een verslag op de website van Blauw Bloed. Ook was er aandacht voor in de uitzending van 18 oktober (vanaf 1:00 min.).

Binnenkort zal verschijnen Stouter dan Despauter? Een biografie van Joannes Despauterius, de Ninovieter door Jaak Peersman (Ninove: Cultuurforum Ninove, 2020).

Joannes Despauterius, geboren in Ninove als Johannes Despaultre, behoort tot het selecte gezelschap van internationaal befaamde humanisten, tijdgenoten van Erasmus. Hij publiceerde tussen 1509 en 1519 een aantal grammaticale traktaten die al snel na zijn dood werden gebundeld en zo dé grammatica van het Latijn vormden. Er verschenen van zijn werk ruim 400 drukken in vele bewerkingen en samenvattingen.

Aan de biografische schets van Despauterius die Antonius Sanderus in 1642 in zijn Flandria Illustrata publiceerde, werden tot op heden relatief weinig nieuwe gegevens toegevoegd: 1480 als waarschijnlijk geboortejaar, mogelijke verwanten in Ninove (Janne den Espoutere, Joannes Despoutere), details over zijn tijd in Leuven, verwijzingen naar een eerste verblijf in 1508 te Komen, waar hij uiteindelijk in 1520 zou zijn overleden.

De Ninoofse classicus en historicus Jaak Peersman las de verzamelde werken van Despauterius door om een beter zicht te krijgen op leven, werk en persoonlijkheid van de beroemdste Ninovieter. Deze ‘close reading’ leverde verrassend veel nieuwe elementen op, gepresenteerd in vierentwintig paradigmata. Over het Ninoofse huisgezin waarin hij werd geboren en zijn schooltijd in Gent. Over zijn scherpe tong, waarmee hij, jaren voor de publicatie van zijn eerste traktaat, Erasmus reeds had afgeschrikt. Over zijn lespraktijk en pedagogie, zijn politiek en religieus gedachtegoed, zijn wisselende vrienden en vijanden. Maar ook over zijn sterfjaar – zeker niet 1520, maar wellicht 1521.

Despauterius bleef zich bij elke gelegenheid trots ‘de Ninovieter’ noemen, geboren in de stad die Sanderus ‘de oudste, de stoutste en de wijste der steden’ noemde. Stout was Despauterius zeker en vast. Hij was polemisch in zijn traktaten. In gedrukte brieven en pamfletten – de sociale media van zijn tijd – toonde hij zich zelfbewust en vrijmoedig tot ondiplomatisch brutaal. Ondanks zijn grenzeloze inzet voor de humanistische idealen, zijn methodische wetenschapsbeoefening en zijn ongetwijfeld goede bedoelingen, hield hij op het einde van zijn leven nauwelijks vrienden over.

Zie de flyer voor meer informatie en hoe te bestellen (17% korting bij voorinschrijving vóór 2 december 2020).

Onlangs is deel 75 in de reeks Elementaire Deeltjes over Erasmus van de hand van Jan Bloemendal verschenen:

Over Desiderius Erasmus Roterodamus doen nogal wat opvattingen de ronde. Hij staat te boek als theoloog die pleitte voor de eenheid van de Kerk, als ironicus die van alles en iedereen afstand nam en zichzelf buiten schot hield, als Bijbels humanist en als voorloper van de verlichting. Dit Elementaire Deeltje biedt een levensschets en inzicht in zijn veelzijdige gedachtegoed.

Jan Bloemendal, Elementaire Deeltjes 75 – Erasmus (Amsterdam: Athenaeum, 2020). Kijk voor meer informatie op de website van de uitgever.