Onlangs is verschenen: Josse Bade / Jodocus Badius Ascensius, Dwaze schepen / Stultiferae naues, red. Theo Janssen, inl. Anne-Marie De Gendt, vert. Harm-Jan van Dam (Amsterdam / Münster: Stichting Neerlandistiek VU / Nodus Publikationen, 2019.
Josse Bade schreef de tekst van zijn Stultiferae naues in 1498 voor zijn Parijse vriend en uitgever Angelbert de Marnef als een vervolg op Sebastian Brants Narrenschyff van 1494.
Eva, tot groot kwaad verleid door haar zintuigen, leidt vanaf haar moederschip een vloot van vijf sloepen die, hoe klein ook, toch heel veel passagiers kunnen opnemen. Elke sloep heeft een zintuig als kapitein, een vrouw die met haar betoverend gezang vrouwen en mannen poogt te verleiden bij haar scheep te gaan om af te varen naar een zalig land van eeuwig sensueel genot. Zo prijst de Dwaze Smaakzin met een vrolijke verlokkelijke toost begeerlijke heerlijkheden aan om met gretigheid naar uit te kijken.
Hier eet je een koningsmaal, ontbijt er als de goden en volle glazen geuren naar ambrozijn en nectar. Chic is het eten hier, verfijnd, geraffineerd en moeiteloos voor elk gehemelte gemaakt. Als Jupiter een gast aan dit banket zou zijn, dan zei hij ‘zoiets heb ik in de hemel niet’. Dus blijf niet als een zoutzak staan, betreed dit jacht, en over drie uur komt het gelukkig land in zicht.
In Bades fraai geïllustreerde Stultiferae naues komen enkele tradities samen: satire op menselijke dwaasheid, moraalfilosofische ideeën over de zintuigen en misogyne opvattingen of, beter gezegd, misvattingen. Kort na het verschijnen van Bades boekje wordt de vraag wat dwaasheid (stultitia) en wat wijsheid (sapientia) is, onverbeterlijk beantwoord in Erasmus’ Laus Stultitiae.