Musae Belgicae. Latijnse poëzie uit de Nederlanden, 1477-2004.
Tentoonstelling in de Leuvense Universiteitsbibliotheek, 10 juni-15 augustus 2022.
T.g.v. het congres van de IANLS (International Association for Neo-Latin Studies) in augustus 2022 te Leuven (50 jaar na het eerste congres Leuven 1971) en van de publicatie van het Repertorium van de gedrukte Neolatijnse poëzie uit de Nederlanden van Marcus de Schepper (2023), organiseert KULeuven Bibliotheken een tentoonstelling over vijf eeuwen Latijnse poëzie uit de Nederlanden (van Atrecht tot Zwolle, van de Noordzee tot de Rijn).
Met de herontdekking van de Klassieke Oudheid in de Europese Renaissance neemt de Latijnse literatuur in Europa een nieuwe wending. Middeleeuwse vormen (kerkelijke hymnen, studentenpoëzie) worden vervangen door nieuwe creaties in genres en stijlen van de antieke literatuur (poëzie, proza, toneel). Het Latijn, al eeuwen de universele taal van kerk (Rome) en staat (diplomatie en recht) en van de geleerde wereld (universiteiten) kende een internationale bloei, al dan niet in concurrentie met de volkstalen (Nederlands en Frans).
De Nederlanden speelden hierin, door hun ligging en door de sterk ontwikkelde artistieke cultuur in economisch welvarende steden en regio’s langs drie grote rivieren (Schelde, Maas, Rijn), een belangrijke rol. Lange tijd was het Latijn dé cultuurtaal, zeker van de elites (kerk en staat). Tienduizenden gedichten en lange(re) literaire werken werden geschreven en gedrukt, in ruim negenduizend afzonderlijke drukken en een veelvoud van liminaire verzen in talloze (ook niet-literaire) boeken en in drukken met teksten in de volkstalen. Hoogtepunten zijn er in de lyrische poëzie (Janus Secundus’ Basia), de emblematiek (Herman Hugo’s Pia desideria) en het schooltoneel (Cornelius Crocus, Gulielmus Gnapheus, Georgius Macropedius, Cornelius Schonaeus). Het Latijn was de onderwijstaal van de mannelijke elite: thuis, in de Latijnse en Illustere Scholen (in de Republiek) en de gymnasia van Augustijnen, Jezuïeten en Oratorianen (in de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden), in de universiteiten (eerst Leuven, daarna ook in Dowaai, Leiden, Franeker, Groningen, Utrecht, Harderwijk). De enige vrouwelijke auteurs, Johanna Ottonia en Anna Maria van Schurman zijn beiden aanwezig met hun verzamelbundels.
De boeken worden thematisch gepresenteerd: beginnend humanisme, regio’s en steden, bijbel en heiligenlevens, religie en kerken, scholen en universiteiten, wetenschappen, vorsten en overheden, Opstand in de Nederlanden, literatuur in al haar (vers)vormen (inclusief toneel), unica en curiosa, vertalingen of bewerkingen van volkstalige teksten (Uilenspiegel, Gezelle). Aan bod komen auteurs geboren in de Nederlanden of daar actief (tijdens de Opstand, of aan de universiteiten), maar ook elders (in de Iberische wereld, in Pisa en Rome, aan het keizerlijk hof in Wenen, in het gevolg van Gustav Adolf van Zweden).
Musae Belgicae toont drukwerken (van omvangrijke en kleine bundels tot eenbladdrukken), efemera, bijzondere boeken (unica, boekbanden, dedicatie-exemplaren) en een galerij met gegraveerde portretten van Neolatijnse dichters uit de Nederlanden. Met werken uit de Bibliotheca Schepperiana Mechliniensis (privéverzameling) en uit KULeuven Bibliotheken (Bijzondere Collecties en Maurits Sabbebibliotheek), aangevuld met bruiklenen uit binnen- en buitenlandse bibliotheken, wordt de veelzijdigheid van de Latijnse poëzie uit de Nederlanden voor het eerst aan een ruimer publiek van boekenliefhebbers en bezoekers met belangstelling voor literatuur, cultuur en geschiedenis, gepresenteerd. Voor meer informatie zie: https://bib.kuleuven.be/bijzondere-collecties/tentoonstellingen/musae-belgicae.
Deelnemers aan het IANLS-congres ontvangen een exemplaar van de begeleidende publicatie (een dubbelnummer van Ex Officina, het tijdschrift van Bijzondere Collecties KU Leuven Bibliotheken).